“Het is niet zo dat ik als klein meisje al dacht van ‘Joepie, ik word docent’. Absoluut niet zelfs. Maar mijn kinderen zaten op een lagere school en daar ben ik gaan invallen. De leerlingen die daar van mij les kregen, middels liedjes en gebarentaal, kwamen terug en zeiden dat ze veel gehad hadden aan mijn lessen. En dat ze Frans echt leuk vonden. Toen dacht ik: nou, misschien moet ik dat wel gaan doen. Het onderwijs zat mij eigenlijk toch ook al in het bloed, omdat ik dat in de luchtmacht geleerd heb. Ik gaf toen les aan vliegers in het herkennen van vliegtuigmateriaal en routes die ze moesten vliegen. Uiteindelijk kwam ik een vriendin tegen op de tennisclub en zij vertelde dat ze een docent zochten op Werenfridus. Ik wilde eigenlijk de opleiding gaan doen en nu kon ik eerst even kijken of ik het leuk vond. Ik dacht nog: als ik het niet leuk vind, hoef ik ook die hele opleiding niet te doen.”
“Ik ben opgegroeid op buitenlandse scholen en het is heel fijn als je de mensen in hun eigen taal kunt aanspreken, want dan spreek je met je hart. En ja, de Franse taal… Ik woonde met mijn ouders in Franstalig België en zat op een internationale school, waar alleen maar Frans werd gesproken. Ik werd in het diepe gegooid en heb de taal geleerd van de mensen zelf – en niet uit boekjes. Ik sprak trouwens beter Duits toen ik de opleiding inging, maar Frans heeft helemaal mijn voorkeur.”
“Je zou dus denken dat ik na een tijd verveeld zou zijn in het onderwijs, maar wat mij blijft motiveren is dat het elke dag anders is. In de 19 jaar dat ik hier werk, heb ik eigenlijk nog geen moment van verveling gehad. Ik ben ook een van die docenten die graag met het vak bezig is. Dus ik lees heel veel vakliteratuur en ik ben aangesloten bij allerlei sites, bijvoorbeeld over digi-didactische ontwikkelingen. Alle digitale ontwikkelingen vind ik heel interessant, maar ik ben ook bezig met hoe een leerling leert en hoe het brein van een jongvolwassene werkt. Er is eigenlijk weinig op het gebied van lesgeven dat ik niet interessant vind.”
“Ik vind het zelf verschrikkelijk saai als ik alleen maar met het boek lesgeef, dus ik ben heel afwisselend in mijn manier van lesgeven. In ieder geval probeer ik ze eerst even te triggeren met een filmpje, of een inleiding van het onderwerp. Dus we kijken en luisteren naar de taal. Vervolgens herhaal ik even wat we de vorige les hebben gedaan en dat breid ik uit door iets nieuws te vertellen. Daar pak ik meestal een tool voor, de LessonUp-app. Dan laat ik de leerlingen even zelf vraagjes beantwoorden om te zien of de klas het begrepen heeft. En ik probeer ook echt in te spelen op wat ze leuk vinden, of wat op dat moment speelt in het land zelf. Leerlingen vragen na 50 minuten weleens: goh, is de les al voorbij? Dat vind ik een groot compliment.”
“Onze leerlingen zijn een doorsnee van de maatschappij en wij hebben onze school daarom zo gebouwd dat het ook een groot dorp is, met een gemeentehuis, gangen en pleinen. We hebben een hele moderne school met veel ruimte en veel licht. En dat is alleen maar het gebouw. We hebben smartboards in ieder lokaal, daar ben ik heel blij mee. Alle leerlingen hebben een iPad, dus we gaan toch wel mee met de vragen van de tijd. En wat ik heel fijn vind, is dat wij sinds twee jaar het persoonlijk budget hebben. En Werenfridus is echt één van de weinige scholen waar we dat ook om kunnen zetten in verlof. Dat vind ik super waardevol.”
“Wat ik heel fijn vind aan mijn werkweek is dat ik het zelf kan indelen. Uiteraard moet je voor je lessen op school zijn, maar het werk daaromheen kan ik redelijk zelf invullen. Op mijn vrije maandag doe ik mijn voorbereidende werk en op school gebruik ik mijn tussenuurtjes om te checken hoe mijn mentorleerlingen ervoor staan. Maar als ik vanmiddag om drie uur thuis kom, kan ik ook gewoon lekker sporten. Er zijn wel drukkere periodes met de driehoeksgesprekken en toetsweken, maar dat zijn van die piekbelastingen. Over het algemeen kan ik het redelijk goed verdelen.”
“De samenwerking met mijn collega’s is één van de redenen dat ik hier niet weg zou gaan. We kunnen elkaar goed vinden. Als ik iets niet snap, dan stap ik eigenlijk direct op de collega af. En dat kan bijvoorbeeld zijn om vakinhoudelijk iets te bespreken, iets over de leerling, of om bijles te regelen.”
“Nou, ik ben wel trots op het feit dat ik gewoon echt een goede band met de leerling heb. Ze vragen later nog wel eens waarom ik geen bovenbouw lesgeef. En of ze me volgend jaar weer kunnen krijgen. Ik hoop eigenlijk wel dat dat zo blijft.”
“Ik hoop dat ze mij herinneren als een grappige docent, die het allemaal niet te serieus nam. En dat ze de Franse taal een warm hart toedragen. Hopelijk gaan ze zich verder verdiepen in het land en de cultuur – en alle andere Franstalige landen die erbij horen.”
“De grootste tip die ik kan geven, is om jezelf te blijven. En wat voor mij helpt, is om meteen aan het begin van het schooljaar alle namen te leren. Doordat ik de namen ken, kan ik verder kijken dan ‘de muur van leerlingen’ voor mijn neus. Dan kan ik me verdiepen in de persoon zelf. Dat is denk ik ook wel de manier waarop ik een band krijg met de leerlingen.”
Share
Bij het Tabor College vinden we het belangrijk om respectvol samen te werken om zo te blijven leren en ontwikkelen en van en met elkaar te leren. Past dat bij jou?
Tabor College is een scholengemeenschap met drie middelbare scholen in Hoorn: d’Ampte, Oscar Romero en Werenfridus. Maak kennis met onze organisatie.
Ben je op zoek naar een werkplek die bij je past en die ervoor zorgt dat je iedere dag met plezier naar je werk gaat? Bekijk onze vacatures of verstuur een open sollicitatie.
Social media:
© 2023 Tabor College | Privacy